Terug in Vancouver

GJ: We zijn weer terug in Vancouver op de laatste avond van onze vakantie in Canada. Terugkijkend kwam onze vakantie rustig op gang, maar de laatste 2 wegen zijn echt omgevlogen. Op het ene moment kwamen we aan bij de Sunshine Coast, het volgende moment gingen we naar Vancouver Island en een ogenblik later zaten alweer we op de ferry terug. Het heeft niet zoveel zin om de laatste 2 weken nu alsnog in detail te beschrijven, dus we houden het bij een korte samenvatting en wat specifieke zaken die ons zijn bijgebleven.

Zo’n 2 weken geleden kwamen we aan bij Sunshine Coast. Dit is de naam van de kuststrook die boven Vancouver ligt en die alleen met een ferry te bereiken is, hoewel die strook dus gewoon onderdeel is van het vasteland van Canada. We hadden gehoord dat het daar erg mooi is en dat klopt ook, hoewel we het niet persé mooier vonden dan de andere stukken Canada die we inmiddels gezien hadden.

Tot aan dit punt had ik de reis vanuit huis redelijk strak georganiseerd. De route was uitgezocht en ons onderdak voor alle nachten was ook al geboekt. Een paar maanden voor we vertrokken kon ik echter al geen reservering meer maken voor de ferry naar Sunshine Coast (zie ook wat Johanna daarover geschreven heeft in onze vorige bijdrage), dus qua planning zaten we een beetje vast. Daar kwam bij dat ik het in de maanden voor vertrek enorm druk had op mijn werk en sowieso weinig tijd aan de vakantie kon besteden. Lang verhaal kort: zo’n beetje alles vanaf onze overtocht naar de Sunshine Coast moesten we ter plaatse boeken. Het idee was om na de ferry-overtocht een nachtje in een motel door te brengen en daarna een paar dagen te gaan kamperen.

Die eerste nacht hebben we op de ferry geboekt. De keuze viel op een pas gerenoveerd motel in Sechelt. Hoewel het mogelijk bleek om een camping te vinden waar we daarna de tenten op konden zetten, beviel dit motel en de omgeving zodanig goed (vooral bij de kinderen, die ook wat moeite hadden met het ontbreken van enige mobiele ontvangst op de geselecteerde camping) dat we ter plaatse nog 2 nachten bijgeboekt hebben. Dat was ook voor de ouders geen straf, want we zaten naast een ontzettend leuke pub aan het water, dus die konden zo’n beetje voor het eerst deze vakantie gezellig een biertje op het terras doen aan het eind van de dag. Overigens zonder dat we het risico liepen dat het laat werd, want rond 22:00 was de hele boel uitgestorven, ook in het stadje zelf.

Dat is sowieso iets dat ons in Canada is opgevallen: het vrijwel volledig ontbreken van nachtleven. Zelfs in Vancouver lijkt na 10 uur ‘s avonds niets meer te gebeuren, maar in kleinere stadjes en dorpjes is dat zeker het geval. Eigenlijk was Kelowna de enige plek waar we tijdens onze reis nog enige activiteit na zonsondergang konden vinden. Restaurants sluiten meestal de deuren al tussen 20:30 en 21:30, maar niet zelden ook al eerder. Daarnaast wordt er ook tamelijk geforceerd omgegaan met alcohol in het openbaar. We zijn bijvoorbeeld meerdere keren bij een live concert in de open lucht, b.v. in een park of op een plein, geweest. In Nederland zou je dan zeker ook wat tappunten organiseren zodat iedereen met een biertje in de hand naar de bands kan kijken. Hier zie je echter niet eens een limonadekraampje. Mensen gaan zitten op hun zelf meegenomen of vooraf geplaatste stoelen en hebben misschien wat flesjes water bij of soms een frisje, maar in ieder geval geen alcohol. Het blijft daardoor erg beschaafd allemaal, maar ook wel wat saai.

Niettemin hebben we het uitstekend naar onze zin gehad in Sechelt aan de Sunshine Coast en voor we het wisten was het al weer tijd om door te reizen naar Vancouver Island, waar we een afspraak hadden met oude bekenden.

Johanna: Met het verhuizen van Yenay (de oude acro partner van Ilse) in 2020 naar Victoria, kregen we de uitnodiging om zeker langs te komen als we in de buurt waren. Nu is het eindelijk gelukt. En wat zijn we hartelijk ontvangen door Yenay, Amy, Paul, Zoëy, Inez en Kai! En toevallig werd ik in deze dagen ook nog eens 50. Heel leuk om dit met ze te vieren. Yenay was een uitstekende gids en heeft ons twee dagen Victoria laten zien. ( o.a Downtown, Butterfly Gardens, Thetis Lake en niet te vergeten een huge Wallmart). Paul en Amy hebben ons getrakteerd op heerlijke ontbijtjes en twee lekkere BBQ’s. Van Zoëy hebben we vanalles geleerd over het Canadese schoolsysteem en Kai heeft ons zijn zelfgemaakte spel laten spelen. De laatste dag mochten we met Inez mee op een kayaktour in de haven van Victoria. Super interessant en hele leuke/lieve/kleine en pasgeboren zeehondjes van dichtbij gezien. Inez en Kelp Reeftours dank! 

Op de dag van mijn 50ste verjaardag zijn we uit eten geweest bij de Beachhouse, lekker eten en vooral een heel mooi uitzicht! Superleuk ook dat de meiden elkaar weer gezien hebben, het was alsof ze de week ervoor nog samen getraind hadden!

GJ: Na ons verblijf bij Amy en Paul hebben we nog een paar nachten gekampeerd bij Campbell River, op de Elk Falls campground. Wederom een erg mooie camping waar je bovendien erg leuke wandelingen kunt maken. Tijdens één van de wandelingen gebeurde er iets wat we hier nog niet eerder hebben meegemaakt: het begon keihard te regenen!
In onze weken hier hebben we eigenlijk alleen nog maar goed weer gehad. Ik ben hierheen gekomen met één lange broek in mijn bagage en die is mijn tas nog niet uitgeweest. De hele reis hebben we temperaturen tussen de 22 en 34 graden gehad, met alleen een ‘s nachts soms een paar druppels regen. Deze regenbui was dus een nieuwe ervaring hier.

Gelukkig duurde de bui niet heel lang, maar het duurde een stuk langer voordat we weer een beetje droog waren, want onze droge kleren hadden we helaas in de tent laten liggen. Niettemin was dit kinderspel vergeleken bij de hoeveelheid regen die er in Nederland is gevallen, zo hebben we inmiddels begrepen. We gaan het vanaf morgenmiddag weer meemaken!

Jasper NP en terug naar de kust

GJ: We lopen vreselijk achter met onze berichtgeving, want inmiddels zitten we alweer een week op Vancouver Island, maar in het vorige bericht heb ik beloofd dat ik verder zou gaan waar ik gebleven was; bij onze avonturen in Jasper National Park.

We stonden daar weer op een camping, Wabasso Campground, in Jasper National Park. Ik had hier in 2020 al een mooie plek uitgezocht en het was me zowaar gelukt om deze dit jaar opnieuw te reserveren. Dat ik dit in 2020 goed had uitgezocht bleek al direct bij het inchecken, want zodra ik het nummer van onze kampeerplek noemde, barstte de Parkranger die ons incheckte uit in een lofzang van een minuut of 5 over specifiek deze plek. Het was blijkbaar zijn favoriete plek, aan de rivier, fantastisch uitzicht, lekker ruim, beschut enz. enz. We werden er helemaal blij van. Helaas ontdekten we niet veel later dat deze plek ook voor grote aantallen muggen aantrekkelijk is, maar dat wisten we toen dus nog niet.

Onze plek was inderdaad erg mooi gelegen, maar dat was vooral ook in vergelijking met de andere plekken, die dicht bij elkaar en zonder al te veel begroeiing waren, totaal anders dan bij de campings waar we eerder gestaan hadden. Een andere nieuwe ervaring was dat het ging regenen, net toen de tenten stonden en we wilden gaan koken. Gelukkig was er een cooking shelter beschikbaar, waar het al snel gezellig druk werd, onder andere met een andere Nederlandse familie die aan het tent kamperen was (de meeste andere Nederlanders die we hier tegenkomen hebben een camper gehuurd). Gelukkig werd het al snel weer droog en konden we ons kampvuur weer aansteken. Onze overburen hadden die volgorde omgedraaid, eerst kampvuur aansteken en dan gaan koken bij de shelter, maar dat is dus niet de bedoeling. Het onbewaakte kampvuur werd na een korte inspectie genadeloos gedoofd door een passerende Parkranger en hun fire permit, de vergunning om een kampvuur te mogen maken, werd ingetrokken, dus verder geen kampvuur meer voor onze overburen.

De volgende dag was het tijd om de omgeving te gaan verkennen en toevallig zat er vrij dicht bij onze camping een leuke rit en wandeling naar Mount Edith Cavell, genoemd naar een Britse verpleegster uit de Eerste Wereldoorlog. Om er te komen rij je eerst een behoorlijk smalle en bochtige weg omhoog, waarna er een relatief eenvoudige wandeling naar een gletsjer volgt. Dit was een welkome afwisseling ten opzichte van de dag ervoor, toen we de auto eenvoudig langs de Icefields Parkway geparkeerd hadden, om vervolgens een korte maar zware hike naar een andere gletsjer te doen, Parker Ridge. Deze hike staat aangegeven als niet al te moeilijk, maar als je op 2 km hoogte begint, is een klim van een meter of 300 toch echt anders dan wanneer je op zeeniveau begint! Hoe dan ook waren beide wandelingen de moeite meer dan waard.

Nadat we de gletsjer bij Mount Edith Cavell hadden bekeken, zijn we nog even naar Athabasca Falls gereden. Daar was het een stuk warmer (en drukker). Het had behoorlijk geregend ‘s nachts en de waterval was dan ook erg indrukwekkend.

‘s Avonds was het natuurlijk weer tijd voor een kampvuur, en met wat oefening gaat het houthakken, ondanks een te kleine botte bijl, steeds beter!

Johanna: De volgende dag, 26 juli was het inmiddels, hebben we alle kampeerspullen weer ingepakt en zijn van Jasper naar Kamloops gereden. Wat een enorm mooie weg is dit, weer vele mooie uitzichten en meertjes.

De moteleigenaar in Kamloops was een Engelsman die in de marine had gezeten en ook een tijdje in Den Helder had gewoond. Hij vertelde dat het hartje zomer 40 graden werd in Kamloops, zo rond half augustus, en dat het hartje winter -30 kon zijn. De sneeuwscooters zagen we dan ook her en der in de achtertuinen staan.
We zaten letterlijk bovenin het centrum van Kamloops. De 20 minuten wandeling naar beneden (en later ook weer omhoog 😉) had een behoorlijk stijgingspercentage. Onze kuitspieren worden deze vakantie behoorlijk op de proef gesteld, maar ja, wij gekke Nederlanders gaan dan lopen. Geen enkele Canadees zie je lopen, tenzij ze aan het sporten zijn of een hike doen, maar om van A naar B te komen pak je echt de auto hier.
De volgende dag was het alweer tijd om door te rijden naar onze volgende stop: Pemberton. Iets voor Pemberton, een klein dorpje weer een half uurtje voor Whistler, draaiden we het terrein van ons motel op en we rijden zo bijna tegen een beer aan (nou ja, iets overdreven, maar de beer was toch op 10 meter afstand of zo aan rondscharrelen bij de trampoline en de schommel. De nodige foto’s en filmpjes gemaakt en toen de beer vond dat hij genoeg gefotografeerd was is hij weer vertrokken. De motelman gaf aan dat dit de huisbeer was en dat er ook nog een moederbeer met 3 jongen was. Terwijl GJ aan het betalen was, renden deze op grasveld langs… Daarna nog af toe naar buiten gekeken en de beer nog een paar keer gezien. De kids zijn maar niet gaan trampolinespringen.

De volgende dag, vrijdag 28 juli, zijn we vanuit Pemberton naar the Sunshine Coast gereden. Het laatste stukje van de Sea to Sky highway of in ons geval de sky to sea highway. Weer veel gletsjermeren en steep winding roads, uitzichtpunten op besneeuwde bergen en veel groene bomen. En even een snelle stop gedaan in Whistler. Helaas geen tijd om te overnachten hier, maar een heel leuk plaatsje. Toen we eenmaal bij sea waren moesten we ook een ferry overtocht maken. De paar dagen ervoor waren we best wel even bezorgd of dit wel zou lukken, elke keer waren alle boten op deze vrijdag vol als we keken op de site. We hadden ons er al bij neergelegd dat we maar zouden aansluiten bij de rij auto’s zonder reservering en hopen dat we naar de overkant zouden komen. We hebben een paar keer het Canadese nieuws gekeken en daar was één van de items dat de wachttijden bij BC-ferries zo lang waren en de overzichten niet accuraat zijn en we zagen alleen maar mensen die heel lang aan het wachten waren. Kortom we hielden ons hart vast.

De avond tevoren bijna tegen beter weten in toch nog even gekeken op de ferry-site en warempel, er was een reservering open op de afvaart van 14:25. Direct boeken, gelukt en meteen daarna was die afvaart ook niet meer te boeken. Op vrijdag meldden we ons dus netjes iets meer dan een uur van te voren in de haven. Blijkt dat de eerdere boot vertraging had en omdat wij een reservering hadden werden we bijna zonder stoppen die boot op geleid langs heel veel rijen auto’s en 5 minuten later voeren we de haven uit. Gelukkig hebben we voor de volgende afvaarten naar Vancouver Island en terug ook gewoon een reservering, maar soepeler en sneller dan dit kan het echt niet gaan.

In de Rockies

Inmiddels zijn we weer bij de Canadese Westkust (bij de Sunshine Coast, om precies te zijn), en dat betekent dat ons kampeeravontuur in de Rockies alweer achter de rug is. Vanaf 19 juli tot een week later hebben we 6 nachten op 3 verschillende campings in nationale parken (Banff en Jasper) gekampeerd, met tussendoor een nachtje in een motel (of resort, zoals ze het zelf noemen) zodat we konden douchen. Erg veel luxe is er namelijk niet te vinden op de National Park Campings, maar natuur en rust des te meer!

Onze eerste camping, Two Jack Main, zit verscholen in de bossen bij Banff, op korte afstand van Two Jack Lake. Aan dat meertje zit ook een camping met een fantastisch uitzicht over het water, maar die was helaas al vol toen ik boekte, zodat we op deze, veel grotere camping terecht zijn gekomen. Dat boeken van campingplekken in nationale parken is overigens nog een verhaal apart. Die zijn namelijk nogal populair, waardoor de instantie die de parken en campings beheert haar toevlucht heeft genomen tot een systeem dat erg lijkt op het systeem dat Lowlands/Ticketmaster gebruikt voor de de verkoop van festivaltickets. Ik zal niet helemaal uitleggen hoe dat precies werkt, maar laat ik zeggen dat dit systeem het nogal stressvol maakt om de plekken te boeken die je wil hebben op de data die je nodig hebt.

Hoe dan ook, Two Jack Main was dus niet onze eerste keus, maar het bleek een erg mooie en praktisch locatie te zijn om voor het eerst onze tenten op te zetten. Tenten, want we hebben voor de meisjes een 3-persoons tentje van huis meegenomen en hier een aanzienlijk grotere tent gehuurd, zodat we eventueel in de tent konden zitten als het regent. Dat hebben we overigens overdag nog niet meegemaakt hier, op een buitje tijdens het koken in Jasper na.

Toen onze tenten eenmaal stonden en we voor het eerst deze vakantie op ons gehuurde gasstel hadden gekookt (pasta met Italiaanse worst), was het tijd voor wat toch wel een beetje een hoogtepuntje van elke kampeerdag is geworden: het aansteken en opstoken van een kampvuur. Zo’n beetje elke plek op een National Parks camping heeft een vuurplaats; een ijzeren ring met een rooster erboven, die je kunt gebruiken om op te barbecueën of koken, maar die meestal toch gewoon wordt gebruikt om een kampvuurtje te stoken. Het koelt namelijk, ook op warme zomerdagen, best snel af in de bergen en dan is zo’n vuurtje wel lekker om warm te blijven. Overigens is het ook niet ongebruikelijk dat zo’n kampvuur ‘s ochtends bij het ontbijt al wordt aangestoken, maar dat vonden wij dan weer wat overdreven. Het hout voor je kampvuur zoek je bij elkaar in een enorme berg brandhout, die op elke camping aanwezig is. Dat hout is wel te dik om direct te gebruiken, dus voor je los kunt gaan moet er ook nog hout gespleten worden. Nu hadden wij voor dat doel een enorm botte bijl meegekregen van de tentverhuur, maar met een forse dosis commitment gecombineerd met zoveel mogelijk kracht en de juiste stammetjes, kon er toch een resultaat bereikt worden en hadden we het ‘s avonds lekker warm, zonder dat we al te erg naar rook stonken als het vuur weer uit was.

Na 2 nachten bij Banff en wat wandelingen in de omgeving (eerste herten van dichtbij gezien!), was het tijd om door te rijden naar Lake Louise. Dit is een camping op loopafstand van het gelijknamige meer, wat een bekende toeristische attractie is hier. Er zitten nogal wat beren in dit gebied en om te voorkomen dat er toeristen worden opgegeten, hebben ze speciaal voor tenten en andere “soft-sided” kampeermiddelen een camping opgezet met een hek dat onder stroom staat eromheen. Met wat geluk hadden wij het laatste beschikbare plekje op deze camping bemachtigd (het was weekend, dus erg druk) en met hulp van de meisjes hadden we de tenten in no time weer staan zodat we ons aan de avondmaaltijd en het kampvuur konden wijden.

De volgende dag was het tijd om de grote toeristische trekpleisters van deze regio te bezoeken; Lake Louise en Lake Moraine. Vanwege de drukte mag je niet zelf naar deze meren rijden, maar moet je een shuttlebus gebruiken, die je ook weer met hetzelfde systeem als de campings moet reserveren. Je krijgt dan een tijdslot toegewezen, in ons geval tussen 13:00 en 14:00. Zo lang wilden we natuurlijk niet wachten, dus na het ontbijt (eieren met spek) zijn we begonnen aan de wandeling van 5 km richting Lake Louise. Dit is geen moeilijk wandeling, maar in combinatie met de temperatuur (boven de 22 graden en de hoogte (iets van 2 km) was het toch nog een behoorlijke inspanning. Zowel Lake Louise als Lake Moraine zijn erg mooi, maar ook wel erg druk met toeristen. Daarnaast hebben we de laatste weken zoveel mooie groene en blauwe meren met een achtergrond van grijze/witte bergtoppen gezien dat we er eerlijk gezegd een beetje blasé over worden. Ik denk eerlijk gezegd dat er legio plekken in (West-)Canada zijn die net zo mooi zijn, maar een stuk authentieker aanvoelen.

Na 4 nachten kamperen zonder douches (maar gelukkig wel met stromend water en normale wc’s), was het tijd voor iets meer comfort, en met dat doel had ik in 2020 al een nachtje in de Crossing Resort, direct aan de Icefields Parkway, de schitterende route van Lake Louise naar Jasper, gereserveerd. In 2020 konden we natuurlijk niet naar Canada wegens Covid, maar ik kreeg een voucher voor mijn reservering die ik dit jaar eindelijk in kon wisselen! De Crossing Resort zit vrij letterlijk in de middle of nowhere, zonder aansluiting op enige openbare voorziening, zoals stroom, waterleiding of riolering. Internet was er alleen in de pub en in de ontspanningsruimte voor minderjarigen daar direct onder. We waren dus gedwongen om wat biertjes te drinken zodat we onze appjes/e-mail konden checken. Een dag later was het tijd om door te rijden naar Jasper, maar daarover volgende keer meer!

Richting de Rockies

Een dag of 5 geleden hebben we Vancouver verlaten in de richting van wat waarschijnlijk de bekendste attractie van West-Canada is: de Rocky Mountains. We gaan daar op 3 verschillende plaatsen in Nationale Parken kamperen, dus we moesten, voordat we Vancouver achter ons lieten, nog even onze gehuurde kampeerspullen ophalen bij Rent-a-tent.

Dat had nog wel wat voeten in de aarde, want onze auto is eigenlijk te klein (Walter: als je dit leest, je had gelijk 😟). Om zonder problemen onverharde wegen te kunnen rijden, heb ik namelijk een SUV geregeld. Een standard SUV, waar volgens de opgave van de verhuurder 5 grote koffers in kunnen, leek me wel voldoende. Helaas hebben een weliswaar gloednieuwe (65 km op de teller), maar qua afmetingen nogal teleurstellend model meegekregen (een GMC terrain, vergelijkbaar met een Toyota RAV4). De verhuurder had helaas ook niets groters meer beschikbaar, iets met vakantietijd en drukte. Dit betekent dat onze tassen nog wel passen (we hadden sowieso maar 2 grote tassen en verder alleen handbagage), maar voor de kampeerspullen (tent, koelbox, kookstel, stoelen, slaapmatten etc.) hebben we eigenlijk te weinig ruimte. De meisjes zitten dus weer met een tas tussen zich in en slaapmatten bij hun voeten. Daarnaast hebben we de nodige (of eigenlijk de hopelijk onnodige) spullen moeten achterlaten, waaronder een paar stoelen. Ik laat nog weten hoe dat bevalt 🙂.

Na een soort Tetris oefening met bagage en kampeerspullen konden we, na nog een tussenstop bij de supermarkt voor eten, dan echt koers zetten naar onze eerste tussenstop onderweg naar de bergen. Dat was een huisje op een soort vakantiepark in aanbouw in the middle of nowhere (vandaar ook dat we zelf eten moesten meenemen). Het huisje was prima (voldoende bedden, redelijk uitgeruste keuken, grote koelkast, WiFi en zelfs Netflix) en we hadden het voor twee nachten geboekt, zodat we een dag hadden om wat wandelingen te maken in EC Manning Provincial Park. Dit park is voornamelijk bekend als het eindpunt van de Pacific Crest Trail, maar voor ons was het vooral een eerste kennismaking met wandelen in Canada, wat betekende dat we moesten bepalen wie de bear spray meeneemt (Ilse, voor nu), of we misschien ook nog een bear bell, een belletje dat je ergens aan je kleding hangt en dan de hele tijd rinkelt terwijl je loopt, moeten regelen (nee!) en of we beef jerky of mueslirepen moeten eten tijdens het wandelen (beide natuurlijk).

Na een dag flink doorwandelen in EC Manning (20K stappen weer ruimschoots gehaald), zijn we richting Kelowna gegaan. Dat is een plaatsje aan een bizar groot meer, wat volgens de reisgidsen vooral bekend staat als een watersportoord en als een plek waar je de wijnen kunt proeven uit de Okanaganvallei, waar Kelowna in ligt. Wij waren dan ook behoorlijk verbaasd toen we een soort Canadese versie van Lloret aantroffen, met een waterpartij, stranden, heel veel luxe jachten, vrijgezellenfeesten en meer nachtleven dan we in Vancouver hebben gezien! Verder was er in de zomer bijna elke avond live muziek in het park, waar blijkbaar niet iedereen blij mee was, want de bar aan de overkant deed hard zijn best om de live muziek te overstemmen met de ingeblikte muziek van een DJ. Gelukkig raakten de gemoederen, ondanks een temperatuur van achter in de 20 graden rond middernacht, nooit oververhit, wat denk ik heel veel zegt over de aard van de Canadezen. De enige keer dat we tot dusver politie in actie hebben gezien, is toen enkele agenten (in korte broek) een donderpreek hielden tegen een groepje jongens die onschuldige voorbijgangers natspoten met hun waterpistolen.

Na een nachtje Kelowna moesten we helaas al weer door naar Sicamous. We hadden grote plannen om een mooie wandeling te maken in de Myra Canyon, maar bij een graad of 34 leek ons dat toch niet zo’n goed plan. In Sicamous hebben we nog even de koelte van het lokale meer (Shuswap lake) opgezocht, om vervolgens nog lang te genieten van de zwoele avond bij een gezellig restaurantje.

De dag daarna stond er wel een serie wandelingen op het programma, waarna we maar een uurtje hoefden te rijden naar Revelstoke. Daar aangekomen bleek echter dat onze reservering vanuit Booking.com niet bij het motel was aangekomen. Wij waren eigenlijk te moe om ons echt druk te maken, maar bij het personeel van dit motel gaf dit wel de nodige stress, met als uiteindelijk resultaat dat we werden overgeboekt naar een ander motel, waar we een (grote) kamer kregen die waarschijnlijk een acute hersenbloeding zou veroorzaken bij de gemiddelde binnenhuisarchitect. Een donkere kamer ingericht met donkere vloerbedekking en donkerhouten meubels en donkerbruine kunst aan de muur, dat werk.

Revelstoke is zelf overigens een erg leuk stadje. Slechts 7100 permanente inwoners, maar met een groot aantal restaurants in een gezellig dorpscentrum, waar in de zomer elke avond live muziek ten gehore wordt gebracht. Het ligt bovendien naast Mt Revelstoke national park, waar ook genoeg te zien valt, hoewel we er wederom geen beer tegengekomen zijn. Misschien dat dit morgen, als we bij Banff gaan kamperen, anders is!